Bert Palinckx | Door Jasper Loeffen

Overal is muziek. Of je nu een kledingwinkel binnenloopt, de radio of televisie aanzet, een YouTube filmpje van je favoriete vlogger bekijkt, een wedstrijd van Willem II bezoekt, voor een stoplicht staat te wachten naast een auto met dreunende bassen, op de Tilburgse kermis rond loopt, in een bioscoop met surround systeem geniet van de nieuwste James Bond film of een dans-, theater- of een concert bezoekt. Overal is en hoor je muziek. Er is geen kunstvorm die zo nadrukkelijk deel uitmaakt van ons dagelijks leven als muziek.
Geschreven door: Bert Palinckx
Dat is niet altijd zo geweest. Tot de 19de eeuw kenden we alleen gecomponeerde klassieke muziek die (vaak met steun van de staat of kerk) te horen was voor de elite. Eerst in kerken en later in speciaal daarvoor gebouwde concertzalen. En natuurlijk de volksmuziek die in huis werd beoefend of te horen was op feesten, markten en op straat. In de 20ste eeuw werd het door technologische ontwikkelingen zoals de radio, platenspeler, walkman en later televisie en internet mogelijk om op ieder moment en overal naar muziek te luisteren. En dat doen we dus massaal. Of je daar nu van houdt of niet. Menig muziekliefhebber ergert zich groen en geel aan de overal aanwezige achtergrondmuziek of talloze evenementen met versterkt geluid.
Kenden we dus tot de 20ste eeuw eigenlijk maar twee soorten muziek, namelijk de klassieke en volksmuziek. In de vorige eeuw kwamen daar (onder andere door de nieuwe technologische mogelijkheden waardoor muziek gemakkelijker verspreid kon worden) allerlei genres bij zoals blues, dixieland, jazz en na de Tweede Wereldoorlog de rock ’n roll, pop, disco, punk, house, dance, hiphop en ga zo maar door. Inmiddels bestaan er zoveel muziekgenres dat we soms door de bomen het bos niet meer zien. En je kunt ze bijna allemaal studeren aan gespecialiseerde muziekopleidingen. Iets wat tot voor kort alleen aan de klassieke muziek was voorbehouden. De concertzalen, poppodia, theaters en ontelbare festivals programmeren al lang niet meer één bepaald genre maar presenteren een breed aanbod. Het internet en de computer hebben het mogelijk gemaakt om gewoon in je woonkamer te knutselen aan de meest eenvoudige of complexe muziek. Je hoeft dus niet per se een jarenlange studie te volgen om (complexe) muziek te maken.

En waar bevindt November Music zich ergens in dit spectrum? Het grappige is eigenlijk dat November Music al vanaf 1993 denkt en werkt vanuit de maker en niet vanuit een bepaald genre. Als je naar het programma van onze eerste editie kijkt dan zie je gecomponeerde, geïmproviseerde, elektronische en popmuziek broederlijk naast elkaar geprogrammeerd staan. Iets wat 27 jaar geleden niet zo gebruikelijk was. Anno 2020 doen we dat nog steeds en is het ook niet meer dan logisch, aangezien de maker van nu gebruik maakt van ieder genre wat zich aandient.
En hoe zit het dan met verdeling van de kunstsubsidies? Met ingang van 1 januari 2021 is November Music als eerste festival voor nieuwe muziek opgenomen in de Basisinfrastructuur (BIS), rechtstreeks gesubsidieerd door de Rijksoverheid. Een belangrijke erkenning voor de nieuwe muziek en het festival. Toch gaat verreweg het merendeel van de subsidie vanuit de Rijksoverheid nog steeds naar organisaties die zich primair richten op de klassieke muziek van voor 1945, namelijk 87 miljoen voor symfonieorkesten, opera en festivals. Een veel kleiner deel, namelijk 9 miljoen, gaat naar ensembles en festivals die zich bezig houden met de nieuwe muziek van na de Tweede Wereldoorlog (inclusief de popmuziek). De eerste stap is gezet en we kijken uit naar de komende vier jaren waarin we de dromen van makers nog beter waar kunnen maken dan voorheen.

November Music | Door: Maarten Mooijman
Bert Palinckx
Artistiek directeur November Music